Het is heel koud, maar helder. De zon schijnt fris op de stenen. Al eeuwenlang geven de stenen het hoogste en het laagste punt van het pad van de zon aan. Wie zit daar in het midden van de cirkel van de stenen? Een stevige figuur, met de aarde verbonden? Het is de Eikkoning die wacht. Hij wacht, in duisternis, in stilte. Hij wacht op de komst van zijn broer de Hulstkoning. Dan mag zijn licht weer toenemen, is het zijn tijd. De opgaande zon, de bloei en kleur. De oude Hulstkoning nadert, moe. Het is zijn tijd om te rusten. Het is zijn tijd om de kroon af te staan aan de zijn broer de Eikkoning. De Eikkoning hoort voetstappen en vraagt. EIK: "Heer, wat is uw naam?" HULST: "Dat is geen erg moeilijk antwoord! Ik ben Arawn, Heer van het Afnemende jaar. Ik ben de Koning der Hulst, Ik laat de bladeren vallen, Ik breng duisternis in het land, Ik verban de warmte van de Zomer, En verwelkom de ijzige kou van de Winter. En u heer , wat is uw naam?" EIK: "Dat is geen erg moeilijk antwoord! Ik ben Hafgan, Heer van het Wassende jaar. Ik ben de Koning der Eiken, Ik breng de bladeren terug, Ik breng leven op de Aarde, Ik verban de kou van de Winter, En verwelkom de warmte van de Lente. Broer, waar komt u vandaan?" HULST: "Dat is geen erg moeilijk antwoord! Ik kom uit Annwn, de andere wereld, En als de eik het sterkst is, word ik geboren in deze wereld, Ik rijd op het paard van Rhiannon om mijn troon op te eisen, Mijn koude adem zal de weg vrij maken voor de komst van de winter, En het land zal baden in de schoonheid van ijs en duisternis, Terwijl ik groei, in uw hart, Breng ik vrede, reflectie en vernieuwing. En u mijn broer, waar komt u vandaan?" EIK: "Dat is geen erg moeilijk antwoord! Ik kom uit Annwn, de andere wereld, En als de hulst het sterkst is, word ik geboren in deze wereld, Ik word geroepen door het gezang van de vogels van Rhiannon, De warmte van mijn adem zal de weg vrij maken voor de komst van de zomer, En het land zal baden in de schoonheid van kleur en licht, Nu de aarde geregeerd wordt door ijs en Winter, Breng ik licht, warmte en vreugde, Broer, wat voor kunsten beoefent u?" HULST: "Dat is geen erg moeilijk antwoord! Ik geef ruimte aan gedachten, Breng vernieuwing vanuit de duisternis, Breng rust in leven, en verandering, Ik ontsteek het innerlijke vuur, En versnel de hartslag van de beesten, Ik zing het lied van de winter, Tranen van ijs, Het leven komt terug waar dromen samenkwamen, Geliefden warmen zich bij elkaar, En nieuw leven ligt verborgen, goed bewaard, Onder mijn mantel van kou, toch warm, En u mijn broer, wat voor kunsten beoefent u?" EIK: "Dat is geen erg moeilijk antwoord! Ik vrolijk het verdrietige hart op, Ik breng licht in de donkerte, Geef het verborgen groen warmte, Geef de dieren hun jongen, Mijn Barden zingen op hun vleugels, Ik zing het lied van de zomer, Leven komt terug, waar dromen zijn gedacht, Geliefden warmen zich op het veld, En zij liggen onder de sterren, en de zon. En ik ben hier, mijn broer, om mijn kroon weer op te eisen." HULST: "Neem de kroon, maar weet, Al ben jij, Eik, nu koning, Mijn kou zal toenemen, Donkerte zal terugkomen, Sneeuw zal vallen, De bladeren verdwijnen, Vanaf nu regeert de kracht van het licht, Ik bewaar de koude goed, Totdat mijn tijd weer daar is, Imbolc." Vrij verteld naar een oud verhaal, Morgan, 9 december 2009 |