Het Dodenfeest
Samhain is tevens een Dodenfeest. Rond Samhain zijn de sluiers die deze wereld en de andere wereld van elkaar scheiden
dun zodat dit dé tijd was om de doden en andere (natuur)geesten te raadplegen en te divineren (orakelen) over belangrijke zaken.
De doden zouden rond Samhain naar deze wereld terugkeren en pas rond midwinter
weer vertrekken. De oude Kelten en Germanen geloofden dat we in een of andere vorm na de dood bleven voortbestaan in een andere wereld.
Deze wereld bestaat naast de onze, van ons gescheiden door een barrièrre. Soms bestaat deze barrièrre uit een rivier,
of ligt de andere wereld op een eiland omringt door water. De Andere Wereld kan ook betreden worden via de Elfenheuvels.
In het boek "Nevelen van Avalon" van Marion Bradley vaart men met een bootje door de mist
naar het eiland Alavon. Zonder het oproepen van de magische mist komt men niet op Avalon maar op een eiland met een Christelijk klooster terecht.
Vaak wordt de andere wereld als gelijk aan onze wereld gezien. Soms is alles precies omgekeerd (boven en onder, links en rechts, licht en donker),
soms loopt de tijd er langzamer. Men geloofde dat men na de dood nog een tijd bij het graf in de buurt bleef en na ongeveer een jaar weer
op weg gaat. De nabestaanden eerden hun persoonlijke doden zo´n drie generaties terug. Daarna voegden de doden zich bij de anonieme doden die deel
waren van de vooroudercultus. Een geloof in reïncarnatie schijnt de oude Kelten en Germanen
vreemd te zijn geweest.
Met Samhain is de grens tussen de werelden echter weer vager en kunnen de doden onze wereld bezoeken. Ook natuurgeesten zoals
kabouters, aardmannetjes, trollen en elfen kunnen dan makkelijker vanuit de andere wereld deze wereld bezoeken.
Omdat men niet altijd het verschil kon zien tussen een verschijning van een vooroudergeest en van een natuurgeest, nam men het zekere voor
het onzekere en eerde men alle geesten rond Samhain.
Overleden Voorouders en Overleden Heiligen
De overledenen die gerespecteerd werden brachten voor de oude Kelten en Germanen rond Samhain voorspoed en geschenken en konden om advies gevraagd worden.
Ze konden zich laten zien en horen en dingen laten bewegen. Wanneer ze echter geminacht of genegeerd werden konden ze kwaad worden en je tegen gaan zitten.
Een manier waarop de overledenen zich konden manifesteren was met een "Wilde Jacht", waarin alles verwoest leek te worden maar later bleek
de grond dan erg vruchtbaar geworden te zijn en waren er geschenken achtergelaten. Deze wilde jachten van het dodenleger onder leiding van
de Godin Holda, Perchta of de God Wodan konden plaatsvinden tussen Samhain en midwinter.
Nog ver in de Christelijke duistere middeleeuwen bleven de doden een belangrijke rol spelen tijdens de winterfeesten zoals met Samhain.
De Christenen probeerden het feest te kerstenen door het accent van de overleden voorouders naar de overleden heiligen te verschuiven.
Voor advies, hulp, voorspoed en geschenken moest men zich niet tot de overleden voorouders richten maar tot de overleden heiligen.
Deze Katholieke heiligen zoals bijvoorbeeld Sint Maarten en Sint Nicolaas
konden wanneer men zich tot hen richte zorgen voor advies, hulp, voorspoed en geschenken. Doch dit was niet voldoende om de dodencultus
van de winterfeesten te kerstenen. In 836 na nul verschoof paus Gregorius IV het feest van Allerheiligen van 13 mei naar 1 november,
mede omdat zo'n 800 kerken in Duitsland en Engeland het feest al op 1 November vierden.
In 998 na nul ontstond er een feest voor alle overledenen; Allerzielen, dat eerst in Februari doch sinds de 14de eeuw op 2 November gevierd werd.
Op deze manier werden dan de heidense Dodenfeesten gekerstend tot Allerheiligen/Allerzielen.
Uiteindelijk is het dus toch altijd nog een dodenfeest gebleven, men eert nu nog steeds de overleden voorouders en de overleden heiligen;
ook de heiligen zijn immers overleden voorouders.