Levend groen in de winter
In de donkere dagen van eind december groeit er praktisch niets eetbaars meer en zijn de meeste bomen kaal.
De natuur om ons heen lijkt dood, in een winterslaap.
Toch is er nog groen in de winter: dennebomen, hulst en maretak (mistletoe)
om eens een paar bekende voorbeelden te noemen.
De oude Romeinen vierden rond deze tijd Saturnalia, een feest ter ere van de Goden van het zaaien en het zaad.
Het feest begon rond 17 december en duurde 7 dagen gedurende welke men feestmaaltijden aanricht, dronk en gokte.
De huizen werden versierd met lampen en groen zoals twijgen, hulsttakken en dennetakken.
Tijdens deze feestweek waren de slaven vrij en werden de gedragsregels op hun kop gezet en er werden cadeaus
uitgewisseld, meestal poppetjes en waskaarsen.
Iedereen was vrij behalve de bakkers en koks.
De Noormannen vierden rond de winterzonnewende het
Julefeest, genoemd naar de Jólfaor (= Yulevader, een naam van Odin);
Odin, de Vader van allen.
De festiviteiten begonnen na de slacht van het vee dat de winter
niet zou overleven. In deze donkere dagen werden enorme kampvuren
opgestookt om het duister te verjagen.
Het vuur symboliseerde de terugkeer van de zon en de warmte.
Ook versierde men de woning met groen blijvende takken als symbool van het overleven van de duistere, doodse wintertijd.
Deze groene takken dienden om de zon bij de terugkomst te helpen.
Maar ze hielpen ook als onderdak voor de bosgeesten tijdens deze koudste dagen van het jaar.
De gewoonte om rond midwinter takken van groenblijvende bomen in huis te halen is dus al eeuwenoud
en zien we bij verschillende culturen. Het in huis zetten van een Spar lijkt hierop geïnspireerd te zijn.
Volgens een legende begon de Spar diens weg naar onze huiskamer zo´n 1000 jaar geleden in Duitsland.
St. Bonifatius was bezig de Noordeuropse Heidenen tot het Christendom te bekeren toen hij heen groep Heidenen
zag die een Eik vereerden. In een bui van woede en religieuze intolerantie hakte hij de Eik om.
De Heidense Natuurgoden reageerden hierop door een jonge Spar te laten groeien uit de wortels van de
Eik om te laten zien dat de natuur altijd weer in een of andere vorm terugkomt.
Bonifatius, arrogant als hij was, zag dit echter als een teken van zijn Christelijke geloof.
Zo kwam de boom verering dus ook in Christelijke kringen terecht.
Het duurde echter nog tot in de 16e eeuw alvorens Sparren voor het eerst binnen werden gebracht
in de kersttijd. (Bron: Christmas-Tree.com)
Al in de bronstijd had de altijd groenblijvende spar een religieuze betekenis, gezien de afbeeldingen op de Zuid-Zweedse rotsen
(zie v.Gilst blz.93 en 95).
Alle oud Europese volken hadden heilige bomen en heilige bossen.
Voor de Germanen waren bomen krachtplaatsen waar de geesten leefden.
Om ze gunstig te stemmen werden ze rond Yule behangen met vruchten en koek.
Het was tot in de 17de eeuw gebruikelijk om rond een met appels en bloemen versierde boom te dansen op het dorpsplein in
vele plaatsen in Europa (zie Lankester Blz.72).
In 1184 na nul werd er een boom geleverd aan de kerk te Ahlen (Westfalen) voor een lichtfeest ter herdenking van Christus geboorte
(zie v.Gilst blz.97-98).
De vroegste schriftelijke vemelding van een versierde boom binnenshuis dateerd uit 1419 in Freiburg, Duitsland
(zie v.Gilst blz.98) en
in Engeland uit 1789 (zie Morris blz.18
& Matthews blz.81).
Via Duitsland en Engeland heeft het gebruik van een versierde boom in huis rond midwinter zich over de hele wereld verspreid.
De versierde boom zien we rond 1800 in Finland, rond 1830 in Noorwegen en Denemarken, in 1862 in Zweden, in 1863 in Bohemië
en enkele jaren later ook in Rusland, de Verenigde Staten, Spanje, Italië en Nederland
(Matthews blz.81).
In Nederland werdt de boom met lichtjes pas na de tweede wereld oorlog steeds populairder.
Rond 1965 had in de Verenigde Staten 1 op de 3 inwoners een versierde boom in huis, in Nederland was dit 1 op de 5 inwoners
en in Duitsland 1 op de 4 inwoners (zie v.Gilst blz.113).
Oorspronkelijk werd de boom versierd met vruchten zoals appels en werden de geschenken in de boom gehangen (vruchten, koekjes).
Rond 1880 werden in Thüringen voor het eerst glazen appels en ballen gemaakt, waarna de oorspronkelijke versiering
met bloemen en vruchten langzaamaan verdween (zie Lankester Blz.72).
Tegenwoordig zijn naast de versieringen ook de bomen vervangen door kunstmatig geproduceerde versies.
Het bekende lied O Denneboom is een lied van Duitse oorsprong. In 1824 herschreef de
leraar Ernst Anschütz (1780-1861) een bestaand lied tot het huidige kerstlied.
Eigenlijk gaat de tekst niet echt over een kerstboom maar gaat over de altijd groene spar als symbool voor continuïteit en trouw.
Het Duitse woord Tannenbaum in dit lied is in het Nederlands Spar. Maar O Denneboom klonk beter...
Zelf heb ik met Yule een paar kleine versierde kunstkerstboompjes in huis en heel veel kleine kerstversieringen en
een paar echte groene takjes van een spar verwerkt in een kerststukje, zoals men vroeger ook enkele groene takken
in huis haalde...